Rijden in een wagentje

“Hooow hooo hooowww stop, hoooo joh!” roept Arno. Ik rem en kijk hem verschrikt aan. Vanuit de passagiersstoel kijken twee grote ogen terug. Hij weet het, ik weet het. Rustig zet ik de auto verder achteruit in de parkeerplek.

Arno vertelde mij ongeveer 12 jaar geleden dat hij nachtblind is. Dat vertelde hij terwijl hij over een vluchtheuvel reed op de Nieuwe binnenweg, gelukkig was dit voordat deze werden verhoogd voor de tramhaltes. Ik geloofde hem gelijk, misschien is hij ook wel dagblind. Maar ik had mijn rijbewijs toen zelf nog niet. Sindsdien doe ik aan meerijden. En ik bedoel niet dat ik letterlijk mee rij, ik heb het over mentaal meerijden. Ik kijk mee, rem mee en stuur mee.  Ook nu ik zelf mijn rijbewijs heb.

Dus ik weet dat arno nachtblind is, ik heb nu zelf mijn rijbewijs, maar toch als we weg gaan met de auto is arno bijna altijd degene die rijdt. Het is zo gegroeid, we hebben er nooit een muntje om getost, het is een stilgezwegen afspraak. Misschien is het omdat Arno twee meter is en nooit lekker zit in de bijrijders stoel, laat staan achterin. Wat resulteert in een hoop gezucht en gesteun vanuit zijn kant en een oneindig gewurm om een positie te vinden waarin zijn knieën niet naast zijn oren zitten of klem tegen het dashboard. Dus arno rijdt en ik roep af en toe “fiets!” of “die gaat van baan wisselen!”. Soms maak ik een dat-ging-bijna-mis geluidje, het is een geluidje dat ik maak door snel in te ademen tussen mijn tanden door.

Maar ik denk dat iedereen zijn eigen versie van het dat-ging-bijna-mis geluidje heeft. Ook denk ik dat elke man het wel herkent dat vrouw meerijdt in de auto. En ik denk ook dat vrouwen zeker weten dat er ooit een aanleiding is geweest om dit te gaan doen. Maar ik herinner me wel dat mijn ouders, voordat er tomtoms bestonden, altijd met een de kaart naar Frankrijk reden. En mijn moeder moest dan wel meerijden, want als je een afslag mist in de buurt van Lyon dan rij je zomaar een uur langer in de file. De camping was ook altijd in de middle of nowhere, aan een onverharde weg en toch kwamen we altijd aan dankzij de kaart-lees kunsten van mijn moeder. Dus blijkbaar kunnen we wel samen in vrede auto rijden.

Ergens is het idee ontstaan dat vrouwen zomaar meerijden en zich aanstellen. En ergens is een lotgenoten groep van mannen die een vrouw hebben die meerijdt. De AA, Automobilisten Anonymus. “Hallo, ik ben Arno, en deze week heeft ze vijf keer geroepen dat die auto ging remmen… we stonden in de file…” en zo gaan ze het rondje af. “Mijn vrouw riep eergister fietser! En toen heb ik een minuut stilgestaan voordat de desbetreffende fietser daadwerkelijk overstak, zo ver weg was ie nog!” en daarna drinken ze (alcoholvrij) bier en houden inparkeer wedstrijdjes.

Maar van de week was het zover. Eindelijk zat ik een keer achter het stuur, arno zat naast me en de kids achterin. We gingen langs bij mijn ouders en ik rij de straat in op zoek naar een plekje. Ik rij een steekvlak voorbij en zet de auto in z’n achteruit en begin met inparkeren. Halverwege mijn parkeermanoeuvre roept Arno ineens keihard: “Hooow hooo hooowww stop, hoooo joh!”
“waarom?!” roep ik terug. “ik dacht dat je er tegenaan zat,” zei arno iets minder overtuigd dan zijn eerdere uitroep. Hij weet het, ik weet het.

Deze uitroep was zo hard, zo luid, zo intens dat hij tot twee generaties terug meerijdende vrouwen gecompenseerd heeft. En de huidige generatie kan ook weer even vooruit. Dames, we zijn vrijgesproken! Ik parkeer de auto verder in en loop met opgeheven hoofd richting de voordeur van mijn ouders. Deze dag gaat de boeken in.

“Hallo ik ben Arno, en deze week heb ik zelf stop geroepen terwijl mijn vrouw reed…”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s